"Het was heel koud en kil. Mijn kind werd gewoon bij me weggehaald." Dat vertelt Trudy Scheele-Gertsen tegen Hart van Nederland. In 1968 moest ze als ongetrouwde 22-jarige vrouw haar kind afstaan. Scheele-Gertsen en Bureau Clara Wichmann (BCW) gaan nu in hoger beroep tegen de beslissing van de rechter dat de Staat niet aansprakelijk is voor het leed dat haar en andere 'afstandsmoeders' is aangedaan. "Hulpverleners waren er in die tijd van overtuigd dat het beter voor het kind was om het door vreemde mensen te laten opvoeden. Ik kon het niet verzorgen, werd mij verteld", aldus Scheele-Gertsen. Dat ze haar kind moest afstaan, heeft weerslag gehad op de rest van haar leven, laat ze weten.Ook op andere 'afstandsmoeders' had, en heeft het nog steeds, een enorme impact:In de jaren 50 tot 80 was er sprake van een systeem van uitsluiting en onderdrukking van ongehuwde moeders. Een systeem dat zich erop richtte dat deze vrouwen afstand deden van hun kinderen", zegt Linde Bryk van Bureau Clara Wichmann in een verklaring.Hoger beroepScheele-Gertsen legde de schuld voor haar leed bij de Raad voor de Kinderbescherming. De rechter oordeelde vorig jaar echter dat niet gezegd kan worden dat juist die onrechtmatig heeft gehandeld, omdat er ook grote maatschappelijke druk werd uitgeoefend op ongetrouwde moeders om afstand te doen van hun kind.De kinderbescherming hielp weliswaar ongehuwde moeders niet om zelf hun kind op te voeden, maar dat was toen ook niet de taak van de raad, aldus de rechter. Bovendien is er mogelijk sprake van verjaring. Scheele-Gertsen en BCW tekenen dinsdag bezwaar aan tegen deze twee punten. "Wij leggen ons niet neer bij een verwijzing naar 'de tijdgeest' en zijn in hoger beroep gegaan", aldus Bryk.Rol van de overheidMinister Weerwind (Rechtsbescherming) zegt in een schriftelijke reactie dat hij recht wil doen aan het belang van de afstandsmoeders. Er is een onafhankelijke commissie ingesteld die onderzoek doet naar wat er in het verleden is gebeurd en naar de rol die de overheid daarbij heeft gespeeld.ANP